Een uur later ligt Otto weer op zijn bed. De
kopte-
lefoon naast zijn hoofd, de walkman op zijn buik
en een stille lach op zijn gezicht.
Hij heeft het hele bandje gedraaid, en
sommige
stukken nog een keer. Raymond schreeuwde en
fluisterde en zuchtte. Soms huilde hij bijna. Hij
zingt gewoon overal over. Otto wist helemaal
niet dat dat kon.
Hij komt een stukje overeind en spoelt
het
bandje nog één keer terug naar het allermooiste
nummer. Hij doet zijn koptelefoon op en drukt op
'play'.
Een eenzame piano, verder niks. Eerst
begint
Raymond gewoon te praten, een beetje triest,
over wat hij allemaal heeft gedaan in zijn leven.
En dan opeens schreeuwt hij, met die hese stem
waardoor Otto hem zou willen omhelzen: „Ik wil
geen grap, meneer! Ik wil geen grap. Je veux d' 1'a-
mour... Ik wil liefde! Liefde voor mij... en voor
mijn hond, die heel de nacht... in de auto op me
wacht..."
Met een klik zet Otto het bandje uit. Hij zucht.
Wat zou een hond kosten, vraagt hij zich af.